Begroting 2019

Grondbeleid

Financiën

2.7.3Financiën

Wat willen we bereiken?

Mobiliteitsprogramma provincie Utrecht 2019-2023
De programmering van de aankopen verloop via de Reserve Mobiliteitsprogramma, bestemd voor de uitvoering van de Mobiliteitsvisie 2014-2028.

Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland 2016-2019
Voor de financiering van de provinciale natuurdoelen staat jaarlijks een bedrag van € 2,5 mln. op de begroting. Deze middelen worden gebruikt voor de realisatie van het zogenaamde provinciale NNN. Daarnaast stelt het rijk jaarlijks € 4,55 mln. beschikbaar voor verwerving, functieverandering en inrichting van het NNN binnen de internationale opgave (naast middelen voor het Programma Aanpak Stikstof).  De internationale doelen worden aanvullend gefinancierd  via het zogenaamde grond-voor-grond-principe. Bij de decentralisatie van het natuurbeleid van het Rijk naar de provincies hebben de provincies BBL-gronden van het Rijk overgedragen gekregen. De door het Rijk overgedragen gronden die niet in het NNN liggen (ruilgronden) worden verkocht en daarmee wordt budget vrijgemaakt voor het realiseren van internationale natuurdoelen.

Er wordt naar gestreefd  om binnen het programma AVP uiteindelijk geen gronden meer in bezit te hebben, omdat de provincie voor het programma AVP uiteindelijk geen grondeigenaar/eindbeheerder wil zijn. Het areaal dat de provincie in bezit heeft stijgt jaarlijks met het aantal hectares dat in het betreffende jaar is bijgekocht (voornamelijk binnen begrenzing van het NNN), maar nog niet in hetzelfde jaar is doorverkocht en het daalt jaarlijks door verkoop van gronden (waaronder de ruilgronden). Van het bezit per 1 januari 2018 van 1.375 ha. ligt 583 ha. binnen de natuurbegrenzing, 176 ha. binnen de begrenzing van Recreatie om de Stad (kortweg RodS) en is 616 ha. ruilgrond. De grond binnen de NNN en RodS verkopen we aan een eindbeheerder.

In het verleden is een Revolverend Fonds (RF) ingezet als instrument om natuurdoelen te realiseren. Het RF was bedoeld om de aan- en verkoop of ruiling van gronden op gang te brengen om zodoende onze provinciale en internationale doelen te realiseren. Het fonds werd tot 2017 niet meer actief gebruikt. Afgesproken is het RF af te bouwen met 5 miljoen euro per twee jaar tot 0 in 2027. Het RF mag eind 2019 nog maximaal € 35 mln. bedragen. Met de stand van het RF eind 2017 van € 20,8 mln. is deze doelstelling ruimschoots gehaald.  Sinds 2017 worden nieuw aangekochte ruilgronden voorgefinancierd met middelen uit het Revolverend Fonds. En in 2018 is besloten om voor de Natuurcompensatiebank maximaal € 6 mln. uit het RF te besteden om nieuwe gronden aan te kunnen kopen. In de natuurcompensatiebank worden gronden op ‘voorraad’ gehouden voor de realisatie van natuur- en boscompensatieverplichtingen. Met deze nieuwe ontwikkelingen komt de afbouw van het RF niet in gevaar. Dit zal jaarlijks bij de jaarrekening gemonitord worden.


Tabel 2 Verloop Revolverend Fonds. Bedragen x € 1.000.000

Voor de periode 2018-2021 is  met de gebiedscommissies een verkooptaakstelling van gronden afgesproken  van in totaal € 14 mln. (een halvering t.o.v. de periode 2014 t/m 2017), waarvan naar verwachting ongeveer de helft in RF zal terugvloeien. Het RF wordt hiermee conform gemaakte afspraken afgebouwd. De andere helft van de middelen die beschikbaar komen bij verkoop  is nodig voor financiering van realisatie van nieuwe natuur.

Financiële risico’s Mobiliteitsprogramma
Risico’s hierbij zijn beperkt omdat het taakgebonden grondaankopen zijn. De beheersing daarvan is onderdeel van de normale bedrijfsvoering, waaronder planschade en nadeelcompensatie verkeer en vervoervoorzieningen.
Beheer en onderhoud langs provinciale wegen (bomen, beplantingen, bermen en bermsloten) maakt integraal onderdeel uit van het onderhoud wegen.

Financiële risico’s Agenda Vitaal Platteland
Het risico bij grondverwerving voor de inrichting van natuur in het landelijk gebied is over het algemeen beperkt, omdat grond relatief waardevast is. Voor de realisatie van NNN wordt grond gekocht tegen de agrarische waarde. Deze wordt vervolgens omgezet naar natuur, waarna de waarde nog ca. 15% van de agrarische waarde is. Hier is sprake van kosten, niet van risico.

De middelen uit de verkoop van de ruilgronden (de met de decentralisatie van het natuurbeleid vanuit het Rijk overgedragen BBL gronden die niet binnen het NNN liggen) zetten we in om natuurdoelen te realiseren. Voor de vanuit BBL overgedragen gebouwen is het de opgave deze zo snel mogelijk te verkopen. Per locatie wordt beoordeelt of sloop van overtollige gebouwen en eventuele sanering van de bouwlocatie de verkoopsnelheid kan bevorderen. Uitgangspunten voor de verkoop zijn marktconform, openbaar en transparant.
Het beheer van de nog niet ingerichte provinciale gronden binnen het NNN  is uitgegeven middels  een éénjarig pachtcontract met beperkingen gericht op de bevordering van natuurwaarden (zoals niet bemesten en uitgestelde maaidatum). Dit in afwachting van de start van de uitvoering van de natuurinrichting op deze gronden. Gronden buiten het NNN worden uitgeven aan agrariërs via eenjarige pachtovereenkomsten. Daar  waar wenselijk worden ook beperkingen ten behoeve van natuurdoelen opgelegd (bijv. weidevogelbeheer). Grond en gebouwen leveren een beheeropbrengst op als gevolg van verpachting, maar kennen ook een beheerlast. Opbrengsten en lasten worden met elkaar verrekend en een eventueel positief saldo komt ten gunste van de ontwikkeling van het NNN.

Uit de Evaluatie Grondstrategie Akkoord van Utrecht (2016) is gebleken dat met de structureel beschikbaar gestelde middelen en de verkoop van de ruilgronden naar verwachting voldoende middelen gegenereerd kunnen worden om de natuurdoelen te realiseren.
In 2018 vindt een nieuwe evaluatie van de Grondstrategie Akkoord van Utrecht plaats om de stand van zaken van dat moment te bekijken.

Met het RF zijn in het verleden ook strategische aankopen gedaan met potentiële ontwikkelmogelijkheden. In principe wordt hiermee meer risico gelopen dan bij taakgebonden aankopen ten behoeve van het NNN. Voor de strategische gronden (het RF) wordt jaarlijks een voorziening gevormd conform het beleid voor risicomanagement (de verwachte kans dat verliezen zich voordoen bij verkoop is groter dan 50%). Ieder jaar wordt bij de jaarrekening een nieuwe risico-inschatting gemaakt, berekend aan de hand van het maximaal te leiden verlies (in euro’s) vermenigvuldigd met de kans op dit verlies. Op basis hiervan wordt de hoogte van de risicovoorziening vastgesteld (zie: “Voorziening Dekking Financiële Risico Grondbedrijf”).
De risicovoorziening per 1 januari 2018 bedraagt € 2,262 mln.