Verharding
De verharding van de circa 300 km hoofdwegen en ruim 300 km aan parallelwegen en fietspaden dient de kwaliteit te hebben om veilig gebruik van de weg mogelijk te maken, de doorstroming te bevorderen en te voldoen aan doelstellingen met betrekking tot leefbaarheid, milieu en duurzaamheid. Voor een objectieve vaststelling van de noodzaak van onderhoud aan verhardingen wordt de landelijke CROW-methode
van rationeel wegbeheer toegepast. Het ambitieniveau voor verhardingen is vastgesteld op een kwaliteitsniveau waarbij hoogstens 5% van het wegennet onvoldoende scoort, dat wil zeggen een kwaliteitsniveau C of D volgens de CROW-methodiek.
De te verwachten beheerkosten voor verharding zijn gebaseerd op inspecties en onderzoek en geven een beeld van de werkelijke urgente onderhoudsbehoefte. Het onderhoud aan de verharding wordt uitgevoerd door marktpartijen. Op basis van schademetingen en inspecties worden kleine onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Dit kunnen ook onvoorziene reparaties betreffen. Het groot onderhoud dat voortkomt uit de schademetingen en inspecties wordt uitgevoerd in een groot onderhoudsbestek of zelfs voor een heel traject in één keer. In het laatste geval wordt het zo veel mogelijk gecombineerd met verbeteringsmaatregelen in de trajectaanpak. Tot slot zijn onderhoudswerkzaamheden voorzien aan de riolering en hemelwaterafvoer onder de provinciale wegen en onderhoudswerkzaamheden aan de wegmarkering.